Waarom zingen zangers vaak beter in het les- of oefenlokaal dan voor een publiek? Omdat de stap van de lesomgeving naar het podium een grote uitdaging kan zijn. De stem is dan ook een mysterieus instrument: onzichtbaar zonder medische apparatuur, en onmogelijk vast te nemen om te laten zien hoe je ze efficiënt gebruikt. Die ongrijpbaarheid geeft het zangonderwijs wel eens een vaag karakter, met instructies zoals 'zing vanuit je tenen' of 'zing in je masker', die voor leerlingen moeilijk te begrijpen zijn.
Alexander Stouten nam deze vraag als uitgangspunt voor het masterproject waarmee hij zijn opleiding aan LUCA School of Arts, Campus Lemmens afrondde. Het project leidde tot het ontstaan van een schema dat verschillende deelaspecten weergeeft waaraan je als zanger of zangdocent in de zangles kan werken.
Een succeservaring in de les staat niet garant voor een succesvolle podiumprestatie. We vragen ons beter af hoe we iemand kunnen leren zingen voor een publiek.
Vier kernaspecten
Bovenstaand schema onderscheidt vier kernaspecten: het technische luik, het artistieke luik, het fysieke luik en het mentaal-emotionele luik.
Wat het technische luik betreft, begint niemand van nul. Alle startende zangers gebruiken hun stem al jaren voor ze hun eerste zangles volgen - in tegenstelling tot het leren bespelen van een instrument. Zingen is een 'gewoonte-instelling'. Het doel van zangtechniek is precies om die gewoonte-instelling - de wijze waarop iemand van nature spreekt of zingt - aan te passen naar de gewenste instelling, namelijk hoe je zou willen spreken of zingen.
Wat we hierbij wel eens durven vergeten, is dat techniek slechts een middel is dat zangers toelaat om zich uit te drukken. Tot expressie komen, het artistieke luik in bovenstaand schema, is het echte doel, maar krijgt niet altijd voldoende gewicht in de lespraktijk. Nochtans kan experimenteren met interpretatie en expressie een effect hebben op de voortgebrachte klank. Je kan technische problemen soms dus ook via de artistieke route aansnijden. Zo kan je je als leerling inleven in een personage. Automatisch vinden er zo veranderingen plaats, bijvoorbeeld op vlak van houding. Later kan de zangdocent dan terugkoppelen naar wat er op technisch vlak heeft plaatsgevonden. De artistieke ingang levert in dit voorbeeld een sneller resultaat op en is op een podium misschien ook makkelijker te reproduceren.
Het fysieke luik gaat erover dat zangers, net zoals instrumentalisten, zorg moeten leren dragen voor hun instrument. Hoe dat dan precies moet of wat er zoal van belang is, kan zeker en vast onderdeel zijn van de lesinhoud. Denk bijvoorbeeld aan stemhygiëne, het belang van rust of bevorderlijke routines voor aanvang van een optreden.
Rond het mentaal-emotionele zijn zangdocenten gewoonlijk terughoudend, waardoor er in de les zelden aandacht aan wordt besteed. Hoewel zangdocenten geen psychologen hoeven te zijn, kunnen zaken als constructieve gedachten, een taakgerichte focus, het gegeven van kwetsbaarheid en podiumangst zeker worden aangeraakt in een zangles. Tijdens de stage kwam Alexander bijvoorbeeld in aanraking met een leerling die veel last had van negatieve gedachten over zichzelf. Hij legde haar het principe van ‘noting’ uit, een mindfulness-techniek. Ze kreeg de opdracht om een week lang op te merken wanneer ze iets negatiefs over het zingen dacht. Ze moest verder niets doen, enkel opmerken dat ze een negatieve gedachte had en die dan ook weer laten gaan. Dit proces van bewustwording was voor de leerling in kwestie een echte eye opener. Ze realiseerde zich hoe hardnekkig en frequent haar negatieve gedachten waren en dat constructieve gedachten haar konden helpen. Alexander bood haar vervolgens tools aan om dit te gaan trainen. Het was daarbij niet de bedoeling om de negatieve gedachten zelf of hun oorzaak aan te pakken, dat is immers niet het terrein van de zangleraar, maar van de psycholoog. Mocht je als docent aanvoelen dat psychologische hulp wenselijk is, dan is doorverwijzen een goede keuze.
Hoewel zangdocenten geen psychologen hoeven te zijn, kunnen zaken als constructieve gedachten, een taakgerichte focus, kwetsbaarheid en podiumangst zeker worden aangeraakt in een zangles.
Geïntegreerde aanpak
Het is voor zangdocenten verleidelijk om deze aspecten geïsoleerd te behandelen en, vanwege de beperkte tijd, daarbij de meeste aandacht te besteden aan het zangtechnische luik. Het uiteindelijke doel zou echter moeten zijn om de verschillende onderdelen te kunnen combineren. Het zwaartepunt van één bepaalde les kan natuurlijk variëren en is afhankelijk van de noden en vorderingen van de individuele leerling. De aanname dat er eerst een bepaald technisch niveau moet worden bereikt alvorens er aan de andere kerncategorieën kan worden gewerkt, lijkt daarbij niet zaligmakend, zoals kan blijken uit bovenstaande voorbeelden.
Overkoepelende criteria
Natuurlijk dekken deze vier aspecten niet alles wat in een zangles aan bod kan komen. Zo is ook voldoende aandacht voor oefenen noodzakelijk. Om het hele proces in goede banen te leiden, zijn organisatorische skills van belang. En om tot diepgaand leren te komen is reflectie onontbeerlijk.
Raakvlakken
Verder zijn er nog waardevolle raakvlakken tussen de verschillende kerncategorieën. Wanneer zangers voldoende zangtechnische bagage hebben om hun artistieke keuzes en impulsen tot uiting te brengen, is er sprake van expressieve vrijheid. Wanneer een zanger verbanden kan leggen tussen artisticiteit en het eigen mentaal-emotionele referentiekader, dan ontstaat de mogelijkheid tot verbinding op zowel intra- als interpersoonlijk vlak (het publiek). Een goede fysiek in combinatie met zangtechnische competentie resulteert in uithoudingsvermogen op het podium. Aandacht voor het mentaal-emotionele en het fysieke draagt dan weer bij tot een algemene gezondheid.
Samengevat
We spreken van een succesvolle podiumprestatie wanneer een zanger op het podium een bepaalde mate van vrijheid en verbinding ervaart. Zorg dragen voor zichzelf en het ontwikkelen van een zeker uithoudingsvermogen zijn daarbij noodzakelijk.
Het doel is niet enkel om een leerling beter te doen zingen in de les, maar om een leerling beter te doen zingen op een podium. Om dat te verwezenlijken kan een les een ruimer spectrum aan inhouden behandelen. Bovenstaand schema biedt docenten houvast bij het uitwerken van een relevant en gedifferentieerd curriculum voor zangers. Hoe dichter een zanger de kern van dit schema kan benaderen, hoe groter de kans dat, eens op het podium, de magische muzikale sprankel ook echt kan knetteren.