U bent hier

Interview
Opera

Hij kon niet anders dan een opera maken van het boek dat hij in twee dagen uitlas. Wim Henderickx had al van verschillende organisaties de vraag gekregen om een nieuwe opera te schrijven, maar hij vond het juiste verhaal niet. Tot hij 'De bekeerlinge' van Stefan Hertmans las. Het wordt zijn derde opera, na Triumph of Spirit over Matter (1996-1999) en Achilleus (2001-2002).

Henderickx loopt over van enthousiasme - ook nog voor de World Choir Games, die hij quasi integraal volgde in november, benadrukt hij - voor zijn nieuwe opera die gecreëerd wordt op dinsdag 10 mei in Antwerpen. Lore Binon zingt de rol van Vigdis.

Wim Henderickx: ‘Dit is het, mijn opera, ik moet een opera schrijven! Dat was het overheersende gevoel. Helemaal overdonderd was ik door het boek, dat ik op twee dagen uitlas. De derde dag ben ik dan meteen begonnen met de schetsen voor de compositie en zocht ik contact met Stefan Hertmans. Van Opera Ballet Vlaanderen wist ik namelijk dat er interesse was voor een nieuwe opera van mij. Stefan ging akkoord, doch zat toen midden in zijn nieuwe boek (De opgang). Zodoende kwamen we bij librettist Krystian Lada terecht. Samen hebben we heel intens gewerkt aan zowel het plot en de structuur van het verhaal als aan het libretto zelf. Alles lag plat, de wereld was in de ban van corona, er was tijd. Om de twee dagen hielden we een videogesprek waarin we over de tekst spraken en ik vervolgens aan het componeren sloeg, we pingpongden voortdurend heen en weer. Het was een organische, intense samenwerking.'

Er was tijd. We konden niets anders dan een opera maken.

Wat trok je zo aan in het boek?

Wim Henderickx: ‘Het verhaal zit boordevol interessante thema’s en heeft een grote actualiteitswaarde. Er is de religie, die op een andere manier bekeken wordt, een omgekeerde versie van de Jihad als het ware. We bevinden ons aan het einde van de 11de eeuw waar ridders en boeren ten tijde van de Eerste Kruistocht (1096-1099) naar Jeruzalem trekken om het te heroveren op de moslims, maar onderweg ook een spoor van vernieling aanrichten.

Er is het thema van de condition humaine: Hoe ver kan je gaan voordat je capituleert? Het hoofdpersonage Vigdis/Hamoutal wordt tot het uiterste gedreven, vecht als een leeuwin, maar gaat uiteindelijk ten onder. Ook dat is erg actueel: de druk die de maatschappij aan het individu oplegt is tegenwoordig ontzettend groot. Er is de onmogelijke liefde: iemand met een christelijke achtergrond wordt verliefd op een Joodse jongen. Vigdis en David: Het wordt niet getolereerd. Huwelijken tussen verschillende culturen, maar ook LGBTQIA+-relaties worden nog steeds veroordeeld. En tot slot is er de vlucht van Vigdis/Hamoutal gedurende het hele verhaal. Ook dat thema – migratie, het vluchten, het niet welkom zijn – is maar al te tegenwoordig in de hedendaagse samenleving.’

Wim Henderickx en Stefaan Hermans ©Opera Ballet Vlaanderen.jpg

Wim Henderickx en Stefaan Hermans ©Opera Ballet Vlaanderen

Het conflict tussen culturen zit sterk verweven in het verhaal. Vertaalt zich dat ook naar de muziek?

Wim Henderickx: ‘Ik heb gezocht naar de juiste klank voor de opera, een soort Oost-Westtaal of universele muziektaal. Soms is die toon zelfs toegankelijk, ondanks het feit dat het een moderne, hedendaagse partituur betreft. Daardoor beland je als luisteraar gemakkelijker in het drama. De muziek gaat verschillende richtingen uit: sommige passages houden een expressionistische, gedreven hedendaagse toon aan met o.a. microtonaliteit, andere een etnische toon met Joodse gezangen en Midden-Oosteninvloed. Je hoort linken met muziek uit de middeleeuwen en de renaissance, maar ook filmische passages of hedendaagse troubadoursliederen die als herkenningspunten kunnen fungeren. Zo creëer ik sferen die op momenten ook karakteriserend zijn voor bepaalde personages.

Het orkest is groot. We zullen creatief moeten omspringen met de ruimte in de orkestbak. Er is een eerder uitgebreide percussiesectie en duduk, ud en kanun, drie belangrijke instrumenten uit het Midden-Oosten, kunnen niet ontbreken. Tot slot is elektronica, zoals vaak, aanwezig in mijn werk.

Het hoofdpersonage, vertolkt door Lore Binon, zingt in al die muzikale stijlen.

Wim Henderickx: ‘Dat klopt. Je ziet haar transformeren van een naïef onschuldig jong meisje, dat verliefd wordt, dan moeder wordt, vecht voor haar kinderen, gek wordt, oplossingen zoekt voor haar hachelijke situatie, om dan alles te verliezen, uiteindelijk ook haar verstand. Ik haal het hoofdpersonage muzikaal nog dieper onderuit. Ook haar stem valt weg, ze kan geen klank meer uitbrengen.’

Lore Binon (aan de vooravond van de eerste repetities): ‘Mijn stem wordt opgepikt en live vervormd, daar ben ik erg benieuwd naar. De muziek is tout court dramatisch. Het gevoel alleen te staan tegenover de rest van de wereld komt sterk tot uiting. In de eerste akte zoekt mijn personage haar plaats binnen het voor haar nieuwe joodse geloof. In de tweede akte verliest ze stelselmatig haar geloof én de hoop. Die groeiende ondergang van het personage moet ik zo goed mogelijk gestalte kunnen geven. De muziek zelf is ritmisch uitdagend, doch zeker vocaal gedacht en aantrekkelijk: de linken met andere culturen zijn nooit ver weg.

In het verleden werkte ik al samen met Wim Henderickx, voor onder andere Revelations. En met schrijver Stefan Hertmans tourden we met ons ensemble Revue Blanche omwille van zijn boek Oorlog en Terpentijn: hij las er uit voor en wij brachten muziek die dateerde uit de periode van de Eerste Wereldoorlog. Langs beide kanten kwam de vraag bij mij terecht als een vanzelfsprekende samenwerking. Het is natuurlijk moeilijk om op voorhand in te schatten wat het wordt, maar Wim verzekerde mij dat het perfect voor mijn stem zou zijn en ik vertrouw hem daarin. ‘

Ook het koor speelt een belangrijke rol in dit werk.

Wim Henderickx: ‘Ja, inderdaad. De laatste 10 à 15 jaar is koormuziek voor mij erg belangrijk geworden. Koormuziek brengt mensen samen: professionelen en niet-professionelen. En dus integreerde ik naast het gemengde koor en het kinderkoor van Opera Ballet Vlaanderen, ook een stadskoor. Dat stadskoor bestaat uit zangers uit de stad waar de opera speelt, uit Antwerpen dus. En als de productie volgend jaar naar Rouen trekt in mei 2023, zal er daar een plaatselijk stadskoor te horen zijn. Ik wil een koor dat deel uitmaakt van de stad.

Het is voor mij belangrijk dat opera mensen verbindt, dat ze deel uit mogen maken van de pracht van de productie en de locatie. Voor mij is opera niet elitair. Het is een kunstvorm die alle soorten kunsten én mensen samenbrengt. Het koor is voor mij het vehikel bij uitstek om die professionelen en niet-professionelen van overal ter wereld ook op het podium samen te brengen. Opera Ballet Vlaanderen is daarvoor op zoek gegaan naar een socio-artistieke organisatie die participatie van zangers uit verschillende muzikale tradities nastreeft. En die vonden ze in Madam Fortuna uit Borgerhout, dat een koor samenstelde onder leiding van Bart Patoor en Enrique Noviello.’

Bart Patoor werkt al 25 jaar als leraar Nederlands, toneel en esthetica, voorheen in Lier en sinds vijf jaar in de middelbare Steinerschool Hibernia van Antwerpen. Daarvoor werkte hij in het theater als acteur en regisseur. Als liefhebber is hij al heel zijn leven bezig met muziek. Sinds enkele jaren werkt hij ook bij Madam Fortuna, waar hij om de twee weken een zangcirkel, Al Kantaar, leidt. Patoor volgde opleidingen sound healing waardoor hij technieken uit andere culturen rond improvisatie - denk aan mantrazingen uit de Indische cultuur en Sjamanistische gezangen uit Noord-Amerikaanse of Siberische cultuur - aangeleerd kreeg. Samen met Enrique Noviello leidt hij het stadskoor, een groep van 50 enthousiastelingen.

 

Hoe gebeurde de samenstelling van het stadskoor?

Bart Patoor: ‘We organiseerden een aantal ontmoetingsdagen met samenzang en een persoonlijk gesprek. Op basis daarvan maakten we een selectie waarbij muzikaliteit, uitstraling en diversiteit (in leeftijd, geslacht en achtergrond) doorslaggevende criteria waren. Uiteindelijk hebben we Antwerpenaren met Afrikaanse, Zuid-Amerikaanse, Arabische, Perzische en Europese roots kunnen engageren om in het project te stappen. Dat was toch ook voor ons – als inclusieve organisatie met al wel een zekere achterban en lokale verwevenheid bij gemeenschappen van overal ter wereld en bij alle sociale lagen van de maatschappij - niet zo evident. We zijn in oktober begonnen met de repetities en het project loopt natuurlijk tot en met de voorstellingen in mei. Dat is een lange periode en vraagt veel engagement. Voor mensen in kansarmoede, die ook deel uit maken van onze groep, is dat bijvoorbeeld niet altijd evident. Onzekerheden over werk, huisvesting en familiale situatie zorgen voor onrust en zijn geen gemakkelijke voedingsbodem voor artistieke focus.

Het resultaat is een diverse groep zangers die niet noodzakelijk tot de traditionele middenklasse behoort. Nu we eindelijk terug samen kunnen repeteren in plaats van in kleine groepjes door corona, groeit de sociale cohesie. Mensen nemen met veel enthousiasme deel. Dat is heel puur, ze komen gewoon omdat ze graag zingen, als liefhebbers.’

Wat is jullie rol in het verhaal van de opera?

Bart Patoor: ‘Het stadskoor zingt in de vier dromen van het hoofdpersonage, de andere koren nemen er niet aan deel. Het zijn muzikale intermezzi, momenten van reflectie, statische muziek, zonder drive, die tegen de stuwende muziek van het reisverhaal ingaan. Het stadskoor is daar geen personage, maar vertolkt een sfeer, geïmproviseerd en zonder tekst, begeleid door orkest en electronica. In de dromen schreef de componist een akkoord of een noot, gaf hij een aanduiding van de sfeer, en mogen we improviseren. Dat verloopt natuurlijk altijd binnen een bepaald kader. We spreken af wie wanneer waar improviseert, afhankelijk van het gewenste karakter. Zo zijn er flarden uit de flamencotraditie die overgaan in het typische hoge geroep van Arabische vrouwen bij een bruiloft (genaamd Zaghrouta of Zagharid) terwijl de rest van het koor een akkoord vasthoudt. Op andere plaatsen worden er fragmenten van slaapliedjes in verschillende talen gepreveld. Heel interessant, maar tevens buiten de comfortzone van sommige zangers uit ons stadskoor die gewoon zijn om van een partituur zingen.

Daarnaast spelen we natuurlijk ook in het verhaal zelf en vertolken we het volk, bijvoorbeeld aan het einde van het eerste bedrijf als paus Urbanus II oproept tot de heilige oorlog en de scène uitmondt in een pogrom met Deus lo volt.

Voor de groep is dit echt een avontuur, ze zijn het niet gewoon om dit te doen. Ik ook niet trouwens. Er wordt weliswaar veel geëxperimenteerd, maar tegelijk is er natuurlijk een partituur, en zijn er cues waar we ons aan moeten houden. Ik ben zeer benieuwd hoe dat in het geheel allemaal ingepast zal worden.’

Dit stadskoor is een waardevolle aanzet om participatie in een Westers gegeven als opera verder uit te werken door te zingen.

Het werken met muzikanten uit verschillende tradities wordt vergemakkelijkt door vanuit de doelgroep te vertrekken, wordt al wel eens gezegd. Dus door vanaf het begin bottom-up samen te werken en niet pas achteraf op zoek te gaan naar een diverse groep die het kan uitvoeren.

Wim Henderickx: ‘Voor een opera werkt dat natuurlijk niet. Je kan niet samen met een heel orkest gaan improviseren. Maar ik heb toch geprobeerd om de sterke punten van de verschillende tradities te combineren: zowel het partituren lezen als het improviseren. Verschillende passages – de vier dromen - werden maar half uitgeschreven voor het stadskoor. Ik geef suggesties, het stadskoor vult in en het staat hen vrij ook mij inspiratie en ideeën aan te reiken.’

Bart Patoor: ‘De ontmoetingen met de componist tijdens de repetities zijn een grote meerwaarde. Het contact verloopt heel warm en ook de ondersteuning van Opera Ballet Vlaanderen is erg positief: er is ontzettend veel zorg en toewijding. Het is een waardevolle aanzet om participatie in een Westers gegeven als opera verder uit te werken. Door te zingen.’

Terug naar boven