U bent hier

Interview

Sabine Haenebalcke stopt - met twee jaar vertraging - als bezielster en dirigente van het Gentse kamerkoor Kalliope. De vrouw die er haar levensmissie van maakte om het glazen plafond in de klassieke muziekwereld aan diggelen te slaan, praat met ons over Bach, haar vaders viool, de eerste mislukking van haar leven en … hoerenliedjes zingen in het ziekenhuis.

‘Natuurlijk was ik een zingend kind!’, roept Sabine Haenebalcke vrolijk aan het einde van ons gesprek. ‘Mag ik nog een verhaal vertellen?’ Uiteraard mag ze dat. We spreken Haenebalcke in het pittoreske Pays des Collines waar ze sinds 2007 woont met haar echtgenote Leentje. Bijna twee uur lang vertelt ze over haar leven in de muziekwereld. Een van de mooiste verhalen houdt ze voor het laatst. ‘Ik was acht jaar en lag in het ziekenhuis voor een operatie. De radio speelde. Allez venez, Milord, hoorde ik Edith Piaf zingen. Ik zong het luidkeels mee. Ik had geen flauw benul dat ik in het ziekenhuis over de hoeren lag te zingen.’ (giert het uit) 

Is dat je eerste herinnering aan de muziek? 

Sabine Haenebalcke: 'Mijn ouders hadden geen instrumenten in huis. Maar elke zondag gingen wij naar mijn grootmoeder. Op haar piano tokkelde ik de liedjes van Jacques Brel en Edith Piaf na die ik op de radio hoorde. Toen mijn vader 25 was, verloor hij zijn viool bij een bombardement in WOII. Toen hij op pensioen ging, gaven wij – zijn drie kinderen – hem een nieuwe. Hij heeft erop gespeeld tot aan zijn dood.' 

Wat gebeurde er daarna met zijn viool? 

Haenebalcke: 'Ik bewaarde de viool voor de kleinkinderen. Maar niemand speelt viool. Dus schonk ik het instrument aan Rudi Vranckx voor zijn actie Imagine Mosul. Daarmee zamelde hij muziekinstrumenten in voor de muziekschool die er letterlijk, na het zware oorlogsgeweld, herrijst uit de as. De opbrengst van de Kalliope-afscheidsconcerten gaat overigens integraal naar dat project. Rudi komt het project ook live toelichten tijdens de concerten.' 

Ook je carrière startte in de muziekschool. 

Haenebalcke: 'Vanaf mijn acht jaar volgde ik les aan het conservatorium. Toen kon dat nog. Op mijn zeventiende kwam ik terecht bij het Gentse koor Cantabile. Ik zong ook enkele jaren bij Collegium Vocale. Eindelijk kwam mijn lage stem tot haar recht! Als kind dacht ik immers dat ik niet kon zingen. Op school zong ik een octaaf lager of zocht een tweede stem. Dat mocht echter niet. Terwijl ik gewoonweg harmonie zocht. Ik zoek harmonie op elk vlak in het leven.'

Deden de koordirigenten de dirigent in jou ontwaken? 

Haenebalcke: ‘Ik ben te jong om te dirigeren’, dacht ik. En ik was een vrouw! Maar het fascineerde me mateloos. Ik heb een analytische geest. Ik was voortdurend aan het bekijken wat een dirigent met mimiek en gestiek bereikte. Of niet bereikte … '

Wie schreef de soundtrack bij het leven van dat door muziek gebeten meisje? 

Haenebalcke: 'Johannes Brahms! Zijn eerste pianoconcerto kende ik toen al uit het hoofd. Dat stuk beantwoordde aan wat ik voelde en wie ik toen was. Het is heel energiek en het beginthema zit vol vraagtekens.'

Wordt dat een bisnummer tijdens de afscheidsconcerten? 

Haenebalcke: 'Neen. De liefde is er nog – zijn Ein Deutsches Requiem vind ik nog steeds een van de mooiste composities – maar we brengen Hohe Messe van Bach omdat hij mijn grootste liefde is. Zijn structuren zijn geweldig ingenieus én tegelijk ontroerend mooi en alles klinkt zo oprecht. Als kind al speelde ik zijn werk graag op de piano.' 

Kalliope eindigt met Bach. Begon het ook met Bach? 

Haenebalcke: 'Neen, ook niet. Tijdens ons eerste concert in 1990 – we waren met dertien zangers – brachten we eerder closeharmonynummers. Ik hield ervan om onontgonnen paden te bewandelen, ook de Vlaamse componisten te promoten, vandaar ook de vele composititeopdrachten, maar evenzeer de klassiekers.  Zo werd ‘de Kalliopeklank’ door de jaren heen heel herkenbaar.'

Je was pianoleerkracht, pianiste, had een gezin. Waarom moest daar nog een koor bij? 

Haenebalcke: 'Omdat mijn huwelijk strandde ... De kinderen leefden sindsdien een week bij hun papa en een week bij mij. Tijdens de weken zonder kinderen liep ik de muren op van verdriet. Tot dan was ik een godenkind geweest. Alles wat ik begon, lukte: piano spelen, roeien op hoog niveau – want ik was ook sportief hé, wás (lacht) –, zingen in een koor, het amateurtoneel, moeder worden. Mijn echtscheiding was de eerste grote mislukking van mijn leven. Ik was radeloos. Dus moest ik iets vinden om de leegte op te vullen. Ik koesterde stilletjes al lang de droom en vond dat ik intussen voldoende matuur en zelfbewust was om zelf te dirigeren. En ik hield van koren. Als koorlid maak je deel uit van een groep die samen fantastische hoogtepunten kan bereiken en heftige emoties ervaart. Zingen met een orkest en solisten, dat is onbeschrijflijk. Magie. 

Dus volgde ik een zomercursus om de basistechniek van het dirigeren onder de knie te krijgen en zocht koorleden bij mijn leerlingen aan de kunsthumaniora en de muziekschool.'

Je zegt dat je oprechtheid zoekt, ook in de muziek? 

Haenebalcke: 'Dirigeren is zo dicht en oprecht mogelijk het gedachtengoed van de componist trachten te benaderen. Dat doe ik zoveel mogelijk bij mijn voorbereiding. Als ik dirigeer, gebeurt er iets vreemds. (twijfelt) Dan vaart er iets in mij. Het is alsof ik een medium word voor de muziek, een doorgeefluik. Sorry als dit zweverig klinkt.'

Wat is het meest magische moment uit de geschiedenis van Kalliope? 

Haenebalcke: 'In 2017 brachten we Ein Deutsches Requiem van Brahms, de Londonversie met twee pianisten. Terwijl het koor op een intieme manier over vertrouwen in de toekomst zong, sprongen de zekeringen. In een pikdonkere zaal – enkel de pupiterlampjes van de pianisten brandden – zong en speelde iedereen door. Pure magie! Maar ik wist dat er een moeilijke inzet aankwam. ‘Laat het licht alstublieft aanspringen vóór ‘Aber’, prevelde ik. Het bleef donker tot één tel ervoor. Toen floepte het licht aan. Meteen kon ik de boel in handen nemen en loodste het koor naar de inzet Aber, des Herrn Wort bleibet in Ewigkeit. Alweer magie!' 

Het minst magische moment uit mijn carrière? Mijn gevecht tegen het zogeheten glazen plafond. Enkele keren kreeg ik het deksel op de neus, simpelweg omdat ik een vrouw ben.

Wat was het minst magische moment uit je carrière? 

Haenebalcke: 'Mijn gevecht tegen het zogeheten glazen plafond. Enkele keren kreeg ik het deksel op de neus, simpelweg omdat ik een vrouw ben. (kordaat) In 1997 dirigeerde ik het Stabat Mater van Karol Szymanowski, Gloria van Francis Poulenc en werk van Jospeh Ryelandt en Vic Legley met het Symfonieorkest van Vlaanderen. Pers en publiek waren wild enthousiast, net als vele orkest- en koorleden. De toenmalige intendant van het orkest zag in mij zijn zwarte parel en hij zou mij ‘lanceren’. Maar dat was buiten zijn mannelijke beheerraad gerekend … Het deed pijn toen het Symfonieorkest van Vlaanderen twee jaar geleden aankondigde dat het met Kristiina Poska ‘voor het eerst’ met een vrouwelijke dirigent zou samenwerken terwijl ik dat orkest al meer dan twintig jaar geleden dirigeerde. Tja, in mijn tijd waren de geesten er niet rijp voor. Ik ben al blij dat ik voor vrouwen mee aan de weg getimmerd heb. 

Gelukkig kon ik met Altra Voce, het Kortijks oratoriumkoor, dat ik 18 jaar lang dirigeerde, vele heerlijke momenten beleven met koor, solisten en symfonische orkesten of barokorkesten. 

Voor welke uitdagingen staat de koorwereld? 

Haenebalcke: 'De koorwereld daagt zichzelf wel uit, dat moet je als artiest. Die trigger moet niet van buitenaf komen. De grootste uitdaging is het hoofd bieden aan het huidige cultuurbeleid. De politiek is momenteel de grootste vijand van de kunstenwereld.' 

In wie herken je onze (koor)componisten van morgen? 

Haenebalcke: 'In Nicolas De Cock en Noah Thys, bijvoorbeeld. Zij zijn bekwaam en bescheiden. Ook Maarten Van Ingelgem maakt sterk werk en op de conservatoria zitten ook getalenteerde vrouwen! Ik beschouwde compositieopdrachten geven als één van mijn taken. Raymond Schroyens, Vic Nees, Kurt Bikkembergs, Rudi Tas, Lucien Posman, Erika Budai, Annelies Van Parys en vele anderen gaven we met Kalliope graag onze stemmen.

En nu? Welke toekomstplannen koester je? 

Haenebalcke: 'Ik wil mij graag nog engageren voor kortlopende projecten, eventueel met gastensembles, collega’s vervangen, koren coachen, jureren op wedstrijden en festivals.'

Wordt het ook tijd om zelf componeren? 

Haenebalcke: 'Nooit. Schoenmaker, blijf bij je leest. Ik ben een typische uitvoerder, geen componist. Bovendien zou een eigen compositie of arrangement nooit mijn eigen censuur overleven, daarvoor ben ik te perfectionistisch. Perfectionisme is vaak een kwelling. Zingen doe ik dus ook niet meer, zelfs niet in een amateurkoor. Ik heb mijn stem immers niet altijd meer onder controle. Maar innerlijk zing ik altijd. Wat ik nu zing? Allez venez, Milord. (schaterlacht) 

Els Van Steenberghe

Terug naar boven