U bent hier

Artikel

Geert Hendrix focuste in zijn proefschrift op de religieuze muziek van Vic Nees. We diepen Hendrix' getuigenis over Nees op uit ons archief van vijf jaar geleden.

Geert Hendrix: 'De ontmoeting met Vic – nu ruim 30 jaar geleden – heb ik beleefd als een grote inspiratiebron. Al veel eerder voerde ik zijn muziek uit met Helicon en later ook met het conservatoriumkoor van Antwerpen. In 1995 maakte ik mijn eindwerk over Vics religieuze muziek en focuste op de zeer doordachte woordtoonverhouding en dus zijn erudiete omgang met taal en betekenis.

In het kader van zijn proefschrift had Hendrix een lang diepte-interview met Vic. Hij praatte natuurlijk over zijn inspiratiebronnen Hugo Distler, Ernst Pepping en Albert Roussel. Opvallend daarbij was Vics duidelijke wens om de Vlaams romantische koorstijl, die hij mede door zijn vader Staf van heel nabij gekend had, te ontgroeien. ‘Ik wilde absoluut iets anders doen dan mijn vader’, zei hij vrijuit. ‘De vocaal-muzikale taal van toen had zelden de tekst als uitgangspunt. Zo gebeurde het dat er vaak op Nederlandse tekst muziek werd geschreven die absoluut geen contact had met het Nederlandse taaleigen.’ En bovendien: ‘Er was tergend weinig goed Nederlandstalig tekstmateriaal. Niet verwonderlijk dus dat onze componisten daar nauwelijks een feeling voor ontwikkelden. Daarnaast waren de Vlaamse romantici de band met de polyfonisten en de barok totaal kwijtgeraakt, en de Vlaamse koorcultuur was er een van de massale bezetting, veeleer gefascineerd door grootsheid en bombastische harmonische effecten, dan door fijne nuance en klanksoberheid.’ 

Distler als inspiratie

Geert Hendrix: 'Vooral de rijpere Hugo Distler mogen we beschouwen als een bijzondere inspiratiebron van Nees. De lineariteit door de herontdekking van de Schütztaal, de grotere onafhankelijkheid t.o.v. het regelmatige metrum en bovenal de 'rijkdom van de soberheid' waren Distlers middelen om te komen tot een nieuwe authenticiteit. Opvallend is ook zijn grote zin voor verantwoordelijkheid op liturgisch gebied en een diepe trouw aan de bijbelse geschriften. Naar Nees’ eigen zeggen maakt de Germaanse invloed van Distler Nees als katholiek meer protestants gericht in zijn religieus geïnspireerde muziek. De typische Neesiaanse expressie laat zich misschien goed typeren vanuit die zienswijze. Als katholiek, met een gevoel voor de meer zinnelijke Romaanse stijlen, raakte hij gefascineerd door de strenge traditie van de Duitse Evangelische kerkmuziek. De directe gevoelswereld van de katholiek voelende Nees versmolt als het ware met de koelere toon van de Duitse beweging.'

Lees verder onder de playlist

Neusser Messe 

Geert Hendrix: 'In 1998 belde Vic me op om eens af te spreken. De Duitse stad Neuss had dem renommierten belgischen Komponisten Vic Nees de opdracht gegeven een mis te componeren in het kader van het grote Quirinusjubileum, de patroonheilige van de stad. Vic wilde het gewone ordinarium (Kyrie, Gloria, etc…) niet volgen. Dat vond hij niet boeiend genoeg. Omwille van mijn theologische opleiding nodigde hij me in Grimbergen uit om te praten over een concept waarbij de litanievorm, het gregoriaans, het motet en de volkszang een geheel zouden vormen. Het Kyrie kreeg een elementaire reciteerformule maar verweven met een tekst van Hildegard Von Bingen (12de eeuw) in motetstijl. In het Gloria combineert hij de gregoriaanse missa lux et origo met nieuwe ritmische en imitatieve koorfragmenten, begeleid door orgel. Opvallend is dat (pas) aan het eind van het Gloria een trompet verschijnt om een jubelend slot aan het serene gregoriaans toe te voegen. Goed gekozen bijbelfragmenten uit de Jacobusbrief en de psalmen wisselen af met volkszang. De première van de Neusser Messe (uiteraard in Neuss) was een grandioos succes. Het koor kon schitteren in de nieuw gecomponeerde passages, maar aan de gemeenschapszang kon iedereen deelnemen.'

Regina Coeli - Blue be it 

Hendrix: 'In de jaren die volgden ging ik samen met Vic tweemaal in Duitsland workshops geven rond zijn composities. In Ingolstadt bij München waren enkele koren zijn Magnificat aan het instuderen. Aan beide composities spendeerden we een lang weekend waarbij ik repeteerde en Vic toelichting gaf. Het Magnificat wordt beschouwd als zijn meest omvattende a-capellawerk en is een ware koorolympiade. De deelnemers van verschillende Zuid-Duitse koren waren in de wolken over deze ultieme uitdaging om het langer dan twintig minuten durende a-capellawerk onder de knie te krijgen.

’s Avonds 'in de Stube' vroeg ik Vic of hij zijn Magnificat als zijn hoofdwerk beschouwde. Verrassend genoeg antwoordde hij dat zijn Regina Coeli - Blue be it meer zijn eigen stijl vertegenwoordigde. Het werk waarbij de gregoriaanse Maria-antifoon Regina Coeli verweven wordt met een gedicht The Blessed Virgin Compared To The Air We Breathe van de jezuïet Gerard Manley Hopkins. Een rijkelijk expansieve sopraansolo treedt samen met een repetitief nuchtere koorbehandeling op de voorgrond. Daarenboven worden de etherische luchten waarvan sprake in het gedicht versterkt door een celesta. Versterkt is niet het juiste woord, want de zijdezachte celesta is nauwelijks hoorbaar. Grappige anekdote: Toen ik het werk in 2010 uitvoerde in Antwerpen, had ik kosten noch moeite gespaard om een echte celesta te laten aanrukken. Na afloop, merkte Vic droogjes op, dat hij het veel beter vond met een synthesizer ‘omdat de celesta nooit boven het koor uitkomt.’

Nees zijn gematigd modernisme met verrassende vernieuwingen en verfijnde nuances maakt het instuderen tot een ontdekkingstocht. Maar eens gekend blijkt het onverslijtbaar.

Aan de slag met werk van Nees? 

Hendrix voerde heel wat werk van Nees uit. Hij omschrijft met veel liefde Nees' gematigde modernisme met verrassende vernieuwingen (spreekkoren, repetitieve passages, minimal music, expansieve melismen, verrassende instrumentaties) en verfijnde nuances (accentverleggingen, opbouw vanuit één interval of motief tot een polyfone waaier, cyclische quasisymmetrie, ostinaten). Dat alles maakt het instuderen tot een ontdekkingstocht. En eens gekend blijkt het onverslijtbaar. Het geldt niet alleen voor de grotere werken die hierboven beschreven zijn, ook kortere koorbladzijden die Vic Nees ons naliet, zijn van dezelfde diepgang. Elk koor vindt wel een werk dat past. 

Voor dirigenten is het een uitdaging om de werken zo partituurgetrouw mogelijk aan te leren. Gewoon (!) precies uitvoeren wat er staat en vooral niet uitvoeren wat er niet staat. De structuur en opbouw van elk werk ontplooit zichzelf als tempo en dynamiek exact gevolgd wordt. Het is zoals strakke moderne architectuur. Als je het berekende lijnenspel en de voorgeschreven volumes zonder toegevoegde opsmuk volgt, ontstaat een consistent geheel. Een geheel waarin woord en toon elkaar functioneel versterken.
Uiteindelijk heeft Vic Nees altijd beantwoord aan het streefdoel dat hij zich bij het begin van zijn loopbaan stelde: ‘Ik had als jongeman lange tijd meegeleefd in een muziektraditie die mij toen statisch, sentimenteel en oppervlakkig voorkwam. Ik streefde dus naar een koorbeoefening die dynamisch, objectief en eerlijk was.’ Een nalatenschap om blijvend te koesteren.

Terug naar boven