U bent hier

Interview

Björn Schmelzer staat met zijn Graindelavoix voor gelaagdheid en durft zijn zangers en zichzelf zo ver drijven in het zoeken naar ‘de nerf van de materie’ dat ze hun eigen limieten gaan tonen aan het publiek. Een vorm van artistieke kwetsbaarheid of fragiliteit misschien? Het laat het publiek alleszins niet onberoerd. Naar aanleiding van ‘Epitaphs of Afterwardsness, een nieuwe concertreeks van Graindelavoix, praatten we met Björn over hoe hij zijn concertprogramma’s opvat. 

Hoe stel je een concertprogramma samen dat de luisteraar en de uitvoerder kan boeien? Het is een vraag waarmee menig artistiek leider en dirigent aan de slag moet. Grijp je terug naar gekend repertoire en probeer je dat historisch geïnformeerd uit te voeren of wil je onbekend repertoire exploreren en ontsluiten? Zoek je interessante links tussen diverse muziekstijlen en -disciplines of zoek je eerder een niche op en puur je die uit tot in elk detail? Of is een verrassende invalshoek, een andere artistieke dimensie verlenen aan bestaand repertoire dat je wil delen met je muzikanten en publiek? Van elk van deze opties vind je tal van voorbeelden in het muzikale landschap in Vlaanderen in het algemeen en in de vocale- of koorwereld in het bijzonder.  

Voor Björn Schmelzer is een concertprogramma een anti-historische realiteit die niet mag leiden tot een soort re-enactment. Hij vindt het moreel zelfs laakbaar om oude muziek te benaderen als een illustratie van een glorieus verleden. Dat is een prikkelend idee.  


ER moet IETS wringen

Björn, hoe stel jij een concertprogramma op? Begin je van een idee, laat je je inspireren door de muziek? 

Björn Schmelzer: ‘Ik vind het zalig om een boek te lezen, een film te zien of naar muziek te luisteren en daardoor ideeën te krijgen. Er gaat een schok door je heen: goede kunst en een goede muziekuitvoering is een soort ideeënmachine denk ik. Het produceert bij het publiek ideeën en schokken, maar dat wil niet zeggen dat je als uitvoerder je uitvoering vooraf doelbewust vol met ideeën moet steken! 

Voor een nieuw programma begin ik vaak vanuit de intuïtie dat een bepaald repertoire de moeite zou kunnen zijn. Het is gaandeweg bij het exploreren van het repertoire dat de ideeën en de resonanties bijna vanzelf aan de oppervlakte komen. Heinrich von Kleist heeft over dit proces ooit een prachtige tekst geschreven: ideeën gaan niet vooraf aan het spreken, ze ontstaan gelijktijdig met de articulatie ervan. 

Het is gaandeweg bij het exploreren van het repertoire zelf dat de ideeën en de resonanties bijna vanzelf aan de oppervlakte komen

Om overtuigd te zijn van een repertoire moet er iets wringen voor mij, er moet iets niet mee willen. Een interne weerbarstigheid of iets dergelijks. Vaak wordt daarbij een limiet opgezocht. Het straffe is dat je dit bijna bij alle polyfone muziek tot de barok voelt. Componisten passen niet gewoon contrapuntregeltjes toe, maar doen eigenlijk niets anders dan die regels aan hun laars lappen en nieuwe regels uitvinden. Dat idee krijg je pas opnieuw in de romantiek en in de 20ste eeuw. Kunst geeft toegang tot het sublieme, maar dan eerder in de zin van het traumatische, het onmogelijke.  

Het is jammer dat polyfonie zo vaak wordt gezien als gecanoniseerd repertoire voor kerk en staat. Zelfs wanneer het officieel ook zo was, merk je dat componisten telkens weer hun eigen subjectieve draai geven aan canonieke teksten of muzikale regels. Ze maken iets ongehoord en onhoorbaars plots hoorbaar, net zoals schilders het onmogelijke schilderen. Ik probeer met mijn zangers dat ongehoorde uit het repertoire in de verf te zetten. Het is net dat ongehoorde wat het repertoire zijn universele dimensie geeft, en niet het gecanoniseerde.’ 

Lees verder onder video

WAT KLINKT IS VOORBIJ

In het programma ‘Epitaphs of Afterwardsness’ dat jullie binnenkort in Antwerpen en Kortrijk uitvoeren, werken jullie samen met pianist Jan Michiels. Aan de hand van muziek van de Machaut, Bach, Kurtág en Ligeti gaan jullie op zoek naar de grens, de tussentijd waarbij muziek op het moment van uitvoering, sterft. Is muziek dan per definitie tijdens de uitvoering ervan al betekenisloos want dood? 

Björn Schmelzer: ‘Muziek sterft bij de geboorte, mijmerde Leonardo da Vinci, waarmee hij haar minderwaardigheid probeerde aan te tonen tegenover het eeuwige bestaan van een visueel kunstwerk. Muziek blijft niet maar sterft op het moment dat ze tot klinken wordt gebracht. Tijdens het beluisteren van muziek moeten we vaststellen dat onze ervaring al een herinnering is. Daardoor wordt de muzikale ervaring er een van een herinnering. Wat klinkt is voorbij. Muziek is wat mij betreft iets van het verleden, iets dat we opnieuw tot leven willen wekken of waarvan we een nooit bestaande herinnering willen oproepen.’ 

In jouw projecttekst verwijs je naar een uitspraak van Hegel die zegt dat ‘de mysteries van de oude Egyptenaren ook mysteries voor de Egyptenaren zelf zijn’. Is dat ook wat Nietzsche bedoelt als hij zegt angst te hebben voor ‘versteende cultuur’, kunst die uiterlijkheden imiteert in plaats van innerlijkheden?’

Björn Schmelzer: ‘Cultuur is altijd iets versteends, neem ik aan. Het is dat versteende dat ons confronteert met het mysterie, het ambigue in kunst. Proust schrijft ergens dat iets (kunst in wording) eerst een keer moet sterven om te kunnen herrijzen als kunstwerk. Wat hij bedoelt is dat een kunstwerk eerst moet vervreemden van zijn zogezegd originele ontstaanscontext om dan pas echt als kunstwerk te bestaan. 

Ik zou misschien nog verder kunnen gaan: elk kunstwerk is per definitie al vervreemd van zo’n imaginaire, originele context. Dat is ook de fantasie die de oude muziek-praktijk veronderstelt: we zijn iets kwijt, een bepaald repertoire verschijnt aan ons maar het heeft zijn originele betekenis verloren. We moeten naar die betekenis op zoek gaan, willen we iets van die oorspronkelijke volheid terugvinden. Maar wat als die oorspronkelijke volheid nooit bestaan heeft? Wat als repertoires altijd al een noodzakelijke vervreemding, verplaatsing enzovoort ondergaan? Wat als verlies van betekenis van wezenlijk belang is voor de appreciatie en misschien zelfs het voortbestaan van een kunstwerk? 

Dat is wat Hegel bedoelde met de bewering dat voor de Egyptenaren de mysteries van de oude Egyptenaren ook mysteries blijven. Uiteraard is het aan ons om met onze fantasie proberen in te beelden dat mensen uit het verleden al dan niet directe toegang hadden tot de cultuur waartoe ze behoorden. Reactionaire krachten van vandaag zouden niets liever willen dan terugkeren naar de tijd waar alles nog betekenis had. Ons programma wil van het tegendeel uitgaan: kunst was altijd hiëroglyfisch, dat wil zeggen een mysterie, niet te decoderen. Het is een omcirkelen en ornamenteren van een kern die uiteindelijk de leegte zelf is.’

Deze gedachte sluit natuurlijk perfect aan bij de metafoor van de epitaaf in de titel van het project

Björn Schmelzer: ‘Klopt! Met de suggestie van Hegel en het idee van de versteende kunst, dwalen we in het concert rond als in een museum met onzichtbare kunstwerken of een kathedraal van de geest waar muziekwerken een na een worden ontvouwd. Elk muziekwerk is zoals een epitaaf (memoriesteen met grafschrift aan pilaren of muren van kerken) waarvan de oorspronkelijke betekenis verloren is. Of beter, het verlies van zijn oorspronkelijke betekenis maakt intrinsiek deel uit van zijn oorspronkelijke betekenis. De werken die we tijdens het concert uitvoeren, herdenken op de eerste plaats zichzelf. 

Elk kunstwerk aan een muur, elk muziekstuk dat tot klinken wordt gebracht is een epitaaf: het herdenkt zijn eigen fragiliteit, zijn eigen ruïne, zijn eigen ultieme ondergang. Het is de uitdaging ons de onleesbare of uitgewiste lettertekens in nieuwe configuraties voor te stellen. We moeten ervan uitgaan dat ze nooit iets anders dan die leesbare onleesbaarheid communiceerden, dat ze als kunstwerken altijd al het onleesbare leesbaar willen maken.

Het programma "Epitaphs of Afterwardsness" is een poging om een dialectische resonantie tot stand te brengen tussen twee mijlenver van elkaar verwijderde componisten, namelijk de Machaut en Kurtág. '


ZORG VOOR TUSSENRUIMTE

Wat is een concert voor jou anno 2023 en hoe zie jij de toekomst van concerteren voor een publiek?

Björn Schmelzer: ‘Je publiek deelachtig maken aan de strijd met een repertoire en het laten horen van de struggle die ook componisten ervaarden om tot dit repertoire te komen en hoe ze daarmee iets van de onmogelijkheid van hun conditie en van hun eigen tijd hebben weten te capteren.

Ik wil het publiek een soort tussenruimte aanbieden, de luisteraars met iets anders confronteren dan wat leidt tot een zogenaamde immersive experience, het gevoel bieden fysiek aanwezig te zijn in een niet-fysieke wereld. Alles is tegenwoordig uit op zo’n ervaring: reizen, concerten, sport, film, ontspanning enzovoort. Hoe kan je als artistiek gezelschap tegengewicht bieden? Ik denk dat die queeste ervoor zorgt dat je opnieuw op zoek gaat naar simpele oplossingen… Een van de mooiste momenten van onze voorstelling met Jan Michiels is het moment waarop Jan aan het begin van de voorstelling van de ene kant van de ruimte naar de andere kant loopt, doorheen het publiek en zich neerzet aan de buffetpiano. De manier waarop hij dat doet en de spanning die daarmee wordt teweeggebracht is voor mij al de essentie van wat er nog volgt in het komende uur.

Je gaat dus veel meer belang hechten aan al het ogenschijnlijk onbelangrijke: het licht, de posities, de stiltes, de pauzes, al wat er niet gebeurt... Je beseft dat het verschil gemaakt kan worden door een zorg voor deze tussenruimtes. Die tussenruimte die je creëert, is wellicht het enige wat niet kan gecommodifieerd en opgeslorpt worden door het (commercieel) immersieve.’

Je gaat dus veel meer belang hechten aan al het ogenschijnlijk onbelangrijke: het licht, de posities, de stiltes, de pauzes, al wat er niet gebeurt

Die tussenruimte en die tussentijd tussen leven en dood zijn verwant aan elkaar. De Franse filosoof Gilles Deleuze gebruikte de Kairos als de personificatie van het geschikte moment, van innerlijke tijd die haaks staat op de Chronos of de chronologie. Deze tussentijd bevrijdt je vanklokafhankelijke angst of stress  en loodst je naar je innerlijke tijd, in het moment, de flow waar creativiteit rondwaart en de kloktijd zijn betekenis verliest. En die flow - dat innerlijke moment - ervaar je telkens opnieuw als je naar een concert van Graindelavoix gaat.

Epitaphs of Afterwardsness , Graindelavoix o.l.v. Björn Schmelzer – 1 maart Kortrijk – 3 maart Antwerpen

Terug naar boven