U bent hier

Artikel
Historisch

De geschiedenis van de vocale muziek beschrijven wordt moeilijker naarmate de eeuwen vorderen. Waar je in de vroegere middeleeuwen nog kon volstaan met het noemen van die ene bij naam gekende componist (zoals Hildegard von Bingen), het gebruik van de verzamelnaam gregoriaans voor een heel repertoire liturgische muziek, of het verhelderen van een handvol termen als neum, conductus en organum, zo treden in deze nieuwe periode alsmaar meer componisten uit de anonimiteit, en zien we de vocale muziek ook snel en spectaculair uitdijen. In deel IV bestuderen we de Ars Antiqua in Parijs rond 1200 en Guillaume de Machaut tijdens de Ars Nova van de veertiende eeuw.

Nôtre Dame

In de vorige aflevering hadden we het over de twee grote types meerstemmigheid van de twaalfde eeuw: het discant-zingen (jij omhoog dan ik omlaag of omgekeerd) en het melismatisch organum (ik zing dit deuntje in slow motion, en jij zingt je snelle melismen daarbovenop). Rond 1200 sluiten die twee technieken een pact. Dat gaat als volgt: In Parijs vond bisschop Maurice de Sully rond 1160 dat de Parijse kathedraal, de Saint-Etienne, niet meer kon voldoen als hoofdkerk van de centrale stad van Frankrijk. Nochtans moet dat een monumentaal bouwwerk geweest zijn — de oude kerk had een voorgevel van 36 meter breed. Maar hij liet de kathedraal afbreken, en legde in 1163 de eerste steen van wat de triomf van de gotiek zou worden. 

Die bouwplaats was ook de plek waar meerstemmige muziek werd gecultiveerd in alle bekende liturgische genres, zoals het organum, de conductus en het motet. Twee belangrijke namen zijn hieraan verbonden: Leoninus (ca. 1150-1201) en Perotinus (1160-1230), Leootje en Pietertje, zo je wil — grote heren met kleine namen. Over hen is zo goed als niets bekend, maar de door Anoniem IV met hun naam verbonden composities zijn kathedralen van vocale muziek. Ze schreven onder meer tweestemmige organa (Leoninus) en drie- en vierstemmig organa (Perotinus), waar je die typische traag verlopende onderstem gekoppeld ziet aan virtuoze bovenstemmen, die vervolgens onderling aan het discant-zingen gaan. It’s a date!

In het erg op innovatie gerichte klimaat van de Notre Dame grijpt overigens een voorzichtige omslag plaats in de omgang met het maken van muziek. Tot aan deze periode kun je zeggen dat polyfonie vooral een manier was om gregoriaans op te fleuren, rijker en aantrekkelijker te maken. Maar wat in Parijs gebeurt, is niet langer het opschrijven van wat min of meer improvisatorisch en ad hoc bedacht werd. Neen, nu gaat zich met die muziek een echte componist bezighouden, iemand die op voorhand uitdoktert hoe een en ander moet verlopen. 

In de muziek van Leoninus en Perotinus zien we daarnaast muzikale eigenschappen verschijnen die voor minstens de volgende drie à vier eeuwen de fundamenten van de muzikale productie gaan uitmaken. Dat is vooral zo op het vlak van de notatie van de muziek, want de zaadjes van de mensurale notatie zijn geplant. 

Zwarte vierkantjes, en daar voorbij.

Wolfenbüttel, Herzog August Bibliothek, Ms. 1099 Helmst, f12v (Frankrijk, 13de eeuw)
Bekijk even de afbeelding hiernaast. De drie eerste notenbalken horen bij het vorig stuk — we zien het einde van spiritui sancto. De volgende notenbalken zijn ook per drie te groeperen, waarbij de langgerekte lettergreep Vir- opvalt in de onderste notenbalk. Merk ook op dat de twee bovenstemmen een subtiel spel van gelijke beweging en tegenbeweging spelen. Het driestemmig organum, vermoedelijk van Perotinus, toont een zogenaamde modale notatie, waar je aan de vorm van de noot niet kan zien of die nu lang of kort moet worden gezongen, laat staan dat je andere details over het ritme van de muziek zou kunnen waarnemen. Dat lukt wel min of meer als je het principe van de zogenaamde modale notatie gaat toepassen: naargelang de plaatsing van de noten ten opzichte van elkaar, en de manier waarop ze eventueel aan elkaar vast zitten, kun je op deze notatie een soort versvoeten toepassen. Kort lang, of lang kort, of lang kort kort…Anderhalve eeuw later is dit soort notatie doorgegroeid tot iets wat helderder is, en preciezer.

Christe eleison uit de Messe de Notre Dame van Guillaume de Machaut (ca.1300-1377), Parijs, Nationale Bibliotheek, Ms. 1584, f439 (Reims?, 1372-1377).
De tweede afbeelding bij dit artikel toont een bladzijde uit de Messe de Notre Dame van Machaut (1300 - 1377). Dit is de subtielere mensurale notatie. Linksonder, waar iets wat op gregoriaans lijkt in ritmische blokjes is verknipt - daarover zo dadelijk meer -, lijkt een en ander nog het meest op de oude modale notatie. Op de voorlaatste notenbalk, linksonder, zit de tweede noot vast aan de derde noot, die lager is, en dan weet je, als je de regels van de modale notatie kent, dat die lagere noot langer is dan de hogere. Linksboven op de bladzijde zie je de veertiende-eeuwse ars nova aan het werk: er zijn verschillende notenwaarden zichtbaar, te onderscheiden naar vorm, vergelijkbaar met (en al goed op weg naar) ons modern notatiesysteem. Er zijn nog wel vierkante noten, maar ook andere types noten, al dan niet van streepjes voorzien. Dankzij dit soort notatie wordt het mogelijk om de fijnzinnige muziek van de veertiende eeuw — vooral uit Frankrijk en Italië, daar heet dat dan trecento — zorgvuldig te noteren. Denk aan de madrigalen van Francesco Landini, bijvoorbeeld, maar die past nu even niet meer in ons notendopje.

Let op: Het woordje modaal in ‘modale notatie’ slaat op het gebruik van ritmische basiswaarden, manieren (modi) om ritmisch te zingen — het heeft niets te maken met het woord ‘modus’ zoals we dat uit de context van toonaarden kennen.

Nôtre Dame bis

Was het al moeilijk om de geschiedenis van tweehonderd jaar vocale muziek in een notendop te proppen, voor Machaut volstaat een hele boomgaard vol notenbomen niet. Dat vond hij zelf trouwens ook: hij besteedde de laatste jaren van zijn leven aan het verzamelen van al zijn werken in het Livre ou je met toutes mes choses. Van Leoninus en Perotinus weten we bijna niets, maar van Machaut behoorlijk veel, vooral omdat hij zelf aan zijn roem werkte. Onze Guillaume zou vandaag zeker een actief youtuber zijn. 

Maar hij was niet alleen een zelfbewust componist, bezorgd om wat hij aan volgende generaties zou nalaten. Hij was ook echt een componist in de modernere zin van het woord, en zoals daarnet al aangestipt: iemand die een systeem heeft, iemand die zijn zaken op pientere wijze zit uit te dokteren. Het Christe eleison uit de Messe de Notre Dame (zie afbeelding) toont hoe de toekomst van de polyfonie er uitziet. Bij Perotinus zagen we een grote verticaliteit. Bij Machaut zie je het horizontale belangrijker worden, de lijnen en de lagen van de muziek verstrengelen zich in elkaar. De vier stemmen op deze bladzijde hebben elk hun ritme, hun stemvoering, hun hoeveelheid noten. Wat linksonder op het eerste zicht een stukje gregoriaans lijkt — en het oorspronkelijk ook is — is de kern van een in de veertiende eeuw populaire compositietechniek: de isoritmie. Het tot modules van vier noten verknipte gregoriaans krijgt steeds hetzelfde (iso) ritme. In dit geval lang (3 tikken), kort (1 tik) lang (2), lang (3), rust (3). En bij de volgende groepjes noten precies hetzelfde, tot aan de laatste noot.

Terug naar boven